Verenigingsmanagement in jaren '90: de eeuw uit zonder grenzen

Geplaatst op:

Verenigingsmanagement in tijden van roerige verandering

Welkom op het blog ter gelegenheid van het 60-jarig jubileum van Lejeune. In aanloop naar het jubileumcongres op donderdag 31 oktober presenteren we de komende maanden een blogreeks waarin we de zes decennia van Lejeune Association Management voorbij laten komen. Per decennium vertellen we iets over de context: de wereldgeschiedenis, economische, maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen én hoe ons bureau zich aan de hand daarvan voortdurend heeft ontwikkeld.

Deel 5 – de jaren ’90: de eeuw uit zonder grenzen

Het optimistische wereldbeeld waarmee de jaren ’80 waren geëindigd zette zich voort in de jaren ‘90. Binnen Europa werden in 1992 de Europese Interne Markt voltooid en het Verdrag van Maastricht gesloten, beide met als kerncomponent het integreren van markten en het opgeven van delen van de nationale soevereiniteit van lidstaten. De hereniging van de beide Duitslanden gaf niet alleen daar, maar ook binnen Europa een ongekende impuls aan het gevoel van onderlinge verbondenheid. Lijnrecht daartegenover stond aan de oostrand van Europa het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en woedde in de Balkanlanden een bloedige etnische oorlog. Waar integratie, globalisering en bestuurlijke vernieuwing in het westen het streefbeeld was geworden, verviel het oosten in desintegratie, nationalisme en bestuurlijke chaos. Ook wereldwijd was er in de jaren ’90 sprake van voortschrijdende integratie van markten. Ook de opkomst van het internet, de doorbraak van email en online communicatie (met alle gevolgen van dien voor gedrukte media), mobiele telefonie en online zakendoen droeg bij aan het slechten van barrières. Tegelijkertijd groeide met de grotere toegankelijkheid van markten en beschikbaarheid van informatie ook het bewustzijn over grenzen aan de groei, de consequenties van consumentisme en de noodzaak om milieutechnisch verantwoorde productie wettelijk te verankeren. Brancheorganisaties veranderden mee met de verschuivende economische, ecologische, technologische en sociale panelen.

Afbeelding gegenereerd met Dall-E

Van de Europese Interne Markt naar de Europese Unie

Binnen de Europese Gemeenschap (die in 1995 werd uitgebreid tot 15 lidstaten met Oostenrijk, Finland en Zweden) werd onder leiding van de charismatische Commissievoorzitter Jacques Delors in 1992 de Europese Interne Markt voltooid. De basis hiervoor was gelegd in de Europese Akte van 1986. Een prestatie van formaat was dat in de tussenliggende 6 jaar meer dan 90% van de vereiste wettelijke maatregelen, bij meerderheid van stemmen in het Europees Parlement, was aangenomen.

In datzelfde jaar 1992 werd onder het gastheerschap van premier Lubbers ook het Verdrag van Maastricht ondertekend dat leidde tot de oprichting van de Europese Unie. Het verdrag omvatte verdergaande institutionele hervormingen inclusief de uitbreiding van bevoegdheden van de Europese Commissie, de Europese Raad en het Europees Parlement als wetgevende macht (in het laatste geval met in 1994 voor het eerst rechtstreekse verkiezingen), en de stapsgewijze invoering van de euro, eerst als girale rekeneenheid in 1999, en later als echte gemeenschappelijke munt vanaf 2002.

Brancheorganisaties gaan ‘Europees’

Vanaf de jaren ’90 zou dan ook steeds meer wet- en regelgeving worden geïnitieerd vanuit Brussel, en werd nationale wetgeving steeds meer gemodelleerd naar Europese richtlijnen. Veel brancheorganisaties zagen zich genoodzaakt om op Europese schaal de samenwerking te zoeken en de handen ineen te slaan om nieuwe maatregelen ‘aan de bron’ te beïnvloeden. Werkgeversorganisaties zetten de stap om een vestiging in Brussel te openen en van daaruit de belangen van hun nationale leden te behartigen.

Credit: Pixabay

Maar ‘Polderen’ is hot in de Lage Landen

Niet dat er in eigen land niets meer te doen was. In tegendeel. In de jaren ’90 verwierf ons land wereldfaam met het zogenaamde ‘poldermodel’, de term die symbool stond (en staat) voor onze cultuur van consensus, compromisvorming en overleg tussen overheid, bedrijfsleven en burgers. ‘De Polder’ was een verwijzing naar de middeleeuwse praktijk toen adel, boeren en burgerij samenwerkten om dijken te bouwen, de waterstand daarbinnen te reguleren en overigens het water buiten te houden.

De laat-twintigste-eeuwse variant van het poldermodel was een antwoord op de aanhoudende praktijk in de jaren ’90 van decentralisatie, privatisering en liberalisering van overheidsdiensten, hervorming van het socialezekerheidsstelsel, en het opkomende milieubeleid. Als partij in sociale akkoorden tussen overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden verstevigden verenigingen hun rol als belangenvertegenwoordiger namens hun leden. Maar ook als (mede)uitvoerder van maatregelen in zogenaamde convenanten tussen overheid, toezichthouders en het bedrijfsleven. De impact van convenanten werd enorm versterkt door het instrument van de ‘algemeen verbindend’ verklaring, dat tot dan toe vooral voor cao’s werd gebruikt. Met de zogenaamde avv kon de overheid de gemaakte afspraken van toepassing verklaren op alle ondernemingen in de sector (dus ook de niet-leden van de convenant-partijen), waarmee een gelijk speelveld werd verkregen.

Praktijkvoorbeeld 1: Verpakkingen en Milieu

Vanuit de praktijk van Lejeune was daar bijvoorbeeld de Europese Packaging and Packaging Waste Directive uit 1994. Die richtlijn stelde streefcijfers vast voor terugwinning en recycling van verpakkingen, het gebruik van gerecycleerde verpakkingsmaterialen bij de vervaardiging van nieuwe verpakkingen en andere producten, en vereiste dat verpakkingen voldeden aan ‘essentiële eisen’ ten aanzien van volume, gewicht en ontwerp van verpakkingen met het oog op hergebruik of recycling.

Al in 1991 was in Nederland het eerste Convenant Verpakkingen afgesloten, maar vanwege de implementatie van de Europese Verpakkingsrichtlijn uit 1994 in Nederlandse wetgeving in 1997 werden voor de periode 1998-2001 in een tweede convenant nieuwe afspraken gemaakt. Onder het Convenant Verpakkingen II vielen ook sub-convenanten, zoals het Papiervezelconvenant voor papier- en kartonverpakkingen en grafisch papier. Via hun brancheorganisatie waren verpakkingsbedrijven in die jaren nauw betrokken bij de voortgang. In diverse ledenvergaderingen werd hierover door onderhandelaars terugkoppeling gegeven aan de leden. Dit leidde soms tot verhitte discussies over de consequenties van de maatregelen voor de positie van verpakkingsproducenten, ingeklemd als zij zaten tussen de dominante partijen in de keten: de grote leveranciers enerzijds en de merkfabrikanten en de machtige laatste schakel naar de uiteindelijke consument: de supermarktketens.

Praktijkvoorbeeld 2: Interne Milieuzorg

Ook aan de proceskant was er nauwe betrokkenheid vanuit de brancheorganisaties bij de uitvoering van overheidsbeleid. Zo was daar in de jaren ’90 de eerste Milieubeleidsovereenkomst (MBO) Grafische Industrie en Verpakkingsdrukkerijen, die erop was gericht om de milieuprestaties binnen deze sectoren te verbeteren. De overeenkomst bevatte doelstellingen ten aanzien van afvalreductie, energie-efficiëntie, emissiereductie, duurzaam inkopen, bewustwording en opleiding. De brancheorganisaties KVGO (grafische sector) en Kartoflex (verpakkingen) sloegen de handen ineen en richtten de Stichting Interne Milieuzorg op, die tot doel had de leden van beide organisaties te ondersteunen bij het nemen van maatregelen om gezamenlijk deze doelstellingen te halen. Ook kwam er een gezamenlijke milieucommissie van beide organisaties. Niet alleen om het overleg met de betrokken overheden langs één kanaal te kunnen voeren, maar ook om de stevige uitdagingen op milieugebied effectief en integraal aan te pakken.

Praktijkvoorbeeld 3: Erkenningsregeling Oudpapier en Karton

De ‘Erkenningsregeling Oudpapier en Karton’ (OPK), ontwikkeld door de Federatie Nederlandse Oudpapier Industrie (FNOI) in 1998, had als doel aan te sluiten bij de voorwaarden van Stichting Papier Recycling Nederland (PRN), die dat jaar werd opgericht. Deze stichting, gemachtigd door de overheid, zorgde via een Verwijderingsfonds voor een efficiënt inzamel- en verwerkingssysteem van oud papier uit huishoudens. Het OPK-certificaat bood garanties aan gemeenten en het Verwijderingsfonds dat voldaan werd aan eisen voor adequate inzameling en verwerking. De regeling zorgde voor een verdere professionalisering van de oudpapierbranche, verbeterde haar imago en diende als voorbeeld voor andere sectoren, zoals de Metaalrecycling Federatie (MRF) en Vereniging Herwinning Textiel (VHT). Deze keurmerken blijven belangrijk voor de overgang naar een circulaire economie.

Ontwikkelingen binnen Lejeune

De jaren ’90 waren voor, wat aanvankelijk nog Bureau Le Jeune heette, jaren van groei en professionalisering. In lijn met de hier boven beschreven ontwikkelingen breidde de klantenportefeuille zich in die periode fors uit met enkele grote Europese opdrachtgevers in de verpakkings- en technologiesector, en nationaal werd met een viertal organisaties uit de recyclingbranche een hele nieuwe sector aan het netwerk toegevoegd. Het team aan verenigingsmanagers werd uitgebreid met de komst van Hans Koning als adviseur interne milieuzorg, en die van Jules, zoon van oprichter Mans, als afgestudeerd specialist internationale economische betrekkingen.

Aan de ‘achterkant’ werden verdere stappen gezet richting digitalisering. Vanuit het monumentale pand aan de Laan Copes van Cattenburch 79 werd tegen het eind van het decennium het hele naastgelegen pand op nummer 77 betrokken. De eerste stappen werden gezet om computers intern met elkaar te verbinden via een zogenaamde server. In de beide panden werden alle muizenpaadjes benut om de benodigde kabels te trekken en een oude zolderkamer werd omgebouwd tot serverruimte. De fax werd vergezeld van – en vervolgens al snel verdrongen door – een elektronische variant genaamd ‘email’. Op het gebied van kantoorsoftware woedde een hevige strijd tussen Microsoft en Apple, met eerstgenoemde als duidelijke winnaar en laatstgenoemde als dominante speler in de creatieve wereld. Ook bij Lejeune werd Windows de standaard, nam Word al snel Word Perfect over als tekstverwerker, verving het rekenprogramma Excel de kassarolletjes en de rekenmachine, en zorgde PowerPoint ervoor dat het gehannes met overhead-projectoren en dia-carrousels voorgoed verleden tijd werd. Schedule werd de voorloper van de Outlook-agenda en de eerste stappen werden gezet om de ledendatabases over te zetten vanuit Word- of Excelbestanden naar een geïntegreerd ‘CRM’-systeem.

Diverse opdrachtgevers namen het besluit om een website in het leven te roepen, om zo hun organisatie ook op het internet vertegenwoordigd te hebben, al waren deze websites nog niet veel meer dan een digitaal uithangbord, en was er veel discussie over de vraag of met het hebben van een aanwezigheid van organisaties op het publieke web de beslotenheid van het lidmaatscha

In lijn met deze ontwikkelingen werd de naam van de onderneming tot tweemaal toe gewijzigd, in 1992 naar Lejeune Secretariaten (met de achternaam als één woord conform de officiële registratie van de familienaam in het Bevolkingsregister) en in 1998 naar de huidige naam Lejeune Association Management. De laatste naamswijziging hield niet alleen verband met het steeds internationalere karakter van de opdrachtgevers, zij belichaamde ook de transitie van ‘Lejeune’, van verlengstuk van haar opdrachtgevers met de bijbehorende inhoudelijke kennis van branches, naar een meer eigenstandige en proactieve partner met specifieke competenties op het gebied van verenigingsmanagement in brede zin.

(wordt vervolgd)

Jules Lejeune

Terug naar het overzicht

ISO 9001

Lejeune is ISO 9001:2015 gecertificeerd door EIK certificering, certificeerder voor kennisintensieve dienstverlening.

ISO 9001

Lejeune is aangesloten bij: